De buitendeur zwaait open en een vrouw in een als een ballon opbollende winterjas stapt naar binnen. Mevrouw Golden Dragon kijkt van achter de balie op, maar de bezoeker lijkt niet voor eten te komen. Geheimzinnig glimlachend loopt de vrouw op een dame af die aan een tafel naast de balie in een tijdschriftartikel verzonken is. Ze legt haar handen op de pagina’s en roept: “Ja! Laatste woord!” Met een trage beweging kijkt de ander van haar blad op: “Hé, krijg nou wat. Hoe is het met jou?” Ze heeft een hese stem en bleek geblondeerd haar. “Lekker”, antwoordt haar kennis maar met zo’n diepe zucht dat het vermoedelijk niet werkelijk overhoudt. De ogen van de andere afhalers zijn op hun gericht.
Achter de balie wordt vanuit de keuken het luik omhoog geschoven. Een man met een pet van een autobandenfirma op ziet twee meeneembakjes verschijnen. Mevrouw stopt ze in een tasje: “Buurvrouw, uw bestelling is klaar.” De man laat zijn ogen weer zakken en leest verder.
Een vrouw slaat een tijdschrift dicht en schiet omhoog, kijkt even om en meldt zich aan de balie. Ze heeft grijs, ongekamd haar. Haar blik is, nu ze ineens geen wachtende meer is, behoedzaam, onzeker. Ze krijgt het kraaktasje aangereikt. “Sambal bij?” “Nee hoor, dat hoeft niet”, antwoordt ze. Het slappe dichtgeknoopte zakje sambal wordt weer in het mandje gelegd. Als zij op de deur toeloopt, schieten haar ogen door de kleine ruimte.
“Tot ziens buurvrouw”, roept mevrouw haar na. Vanuit het halletje klinkt nog net een gesmoord “Dank u wel” voordat ze zich uit de voeten maakt.
Achter het raam hangt een lichtbakje met de menukaart en aan de gevel een klein uithangbord met de naam van het restaurant. Vitrage achter de vensters, spaarlampen in de lampionnen. Het interieur van Golden Dragon houdt het midden tussen een Hollands koffiehuis en een oriëntaalse eettentje: een granieten vloer, maar een luifel als van een Chinese tempel. Story en Weekend tussen de lectuur, maar op de balie van mevrouw een Chinees dagblad. Op de tafels kannetjes Maggi, rijstkorrels in het zoutpotje. Een kaart vol Chinese gerechten maar bami wordt geserveerd met een spiegelei en er wordt Heineken-pils geschonken. Het eethuis is alle dagen van de week geopend.
De wachtkamer en het restaurantdeel lopen in elkaar over. De enige afscheiding die er is, is de tafel met lectuur. Eters hebben zicht op de wachtenden en wachtenden negeren de eters om hen niet op het bord te kijken.
Je loopt er makkelijk binnen. Ook als je alleen bent. De prijzen zijn laag, de porties zijn flink, het eten is vers. Mevrouw heet je altijd welkom, knikt je toe, laat je een tafel kiezen. Als het koud is, zegt ze: “Bij de kachel is beter.” Zelf is ze ’s winters steevast gekleed in een dikke trui en een bodywarmer. Ze vraagt of het gesmaakt heeft, of je nog wat wenst, pakt de ketjap, schenkt je biertje uit en als je het een keer bij een pot thee en een loempia houdt of na het eten nog rustig de kranten doorneemt, kijkt ze je niet de zaak uit.
Ze had met een korte blik op de kaart zonder veel nadenken een bestelling geplaatst en betaald. Haar man kwam daarna binnengestapt, moest nog even een plek voor de auto zoeken. Zijn vrouw was al gaan zitten. Toen hij de krant pakte, zei hij: “Wat een dunnetje.” “Zondag hè”, reageerde zij, waarna ze allebei begonnen te lezen. Hij in de krant, zij in een Privé.
Kort daarop komt er een grofgebouwde man binnen wiens ene schouder lager hangt. Groeven in het gezicht. “Goedenavond”, zegt hij met zware stem. Hij bestelt aan de balie en gaat vervolgens achter het stel zitten. Hij kijkt de vrouw op de rug. Mevrouw heeft zijn bestelling doorgespeeld en brengt de man nu een pijpje bier.
Zondagavond. Het drukste tijdstip van de week. Zeven wachtenden. Doodstil. Zittend en wachtend staart de man wat in de verte. Het flesje bier staat voor hem. Hij is met zijn gedachten elders, buiten het eethuis, maar dan, alsof hij zichzelf tot de orde roept, keert hij terug in het hier en nu. Hij zet het pijpje aan zijn mond. Twee dorstige slokken.
De vrouw voor hem draagt een driekwart jas waarvan de felle kleuren en drukke patronen vanzelf de aandacht trekken, of je wilt of niet.
Als haar bestelling doorkomt, staat ze op en draait zich even om naar de bier drinkende man. Ze werpt hem een blik toe. Hij kijkt haar onbewogen in de ogen. Je ziet hem denken, maar hij weet even niets uit te brengen. Hij weet zich geen raad.
De vrouw loopt door naar de balie. “Sambal?” vraagt mevrouw. “Nee hoor, dank je.”
Dan: “Verrek, zeg.” De bierdrinker is weer bij zinnen. “Nou zie ik het. Jíj bent het.”
De andere afhalers kijken op. “Ja, inderdaad, ik ben het”, zegt de vrouw met een minzame blik, alsof ze wist wat er ging komen, maar het exacte moment afwachtte.
“Ik moest echt even goed kijken. Ik herkende je niet. Jij bent heel wat veranderd zeg.”
Ze heeft twee plastic tasjes aangepakt en haar echtgenoot staat nu ook op en knikt instemmend bij de laatste woorden van de man. De vrouw lacht flauwtjes en loopt zonder iets te zeggen in de richting van de deur.
“Godsamme zeg. Je bent echt veranderd”, gaat de man met toenemend enthousiasme verder. “Alles goed? Hoeveel is d’r wel niet vanaf? Je bent een ander mens.” Hij struikelt over zijn woorden.
“Zevenendertig kilo”, antwoordt de vrouw. Haar man staat achter haar, tevreden met het resultaat, maar verlegen met deze situatie. Met zachte dwang duwt hij haar nog verder naar de deur. “Zevenendertig kilootjes zijn d’r vanaf”, zegt ze. Ze heeft de klink in haar hand.
“Nou”, zegt de man, goedkeurend knikkend, “het is de moeite waard geweest.”
“Fijne avond hè”, kapt ze af, de vleierij negerend. Haar man neemt met een kort hoofdknikje afscheid.
“Groetjes”, besluit de man van achter zijn tafel en hij heft zijn pijpje bier naar het stel. Als ze de deur uit zijn, neemt hij een slok. Hij is weer alleen, maar nog vol van verbazing. Hij mompelt wat na, schudt ongelovig het hoofd en neemt nog een slok.
In de zaak staat een koelkast waarvan de binnenverlichting defect is. Erboven hangt een telefoon met een kiesschijf. Op een drukke afhaalzondagavond ontsnapte er plots een geluid uit het toestel. Het was in eerste instantie niet meer dan een korte tik, alsof de bel aansloeg omdat iemand in het trappenhuis ernaast hard de deur dichttrok. Maar voor mevrouw was het voldoende. Ze kwam van haar kruk, liep om haar balie heen en slofte door de wachtruimte naar de telefoon. Het archaïsche rinkelen had inmiddels alle hoofden in de richting van het toestel doen draaien. Een jonge vrouw die met haar vriendje haar bestelling zat af te wachten, zei: “Dat is een ouderwetse.” Het geluid zocht zijn weg in de kleine zaak, kroop langs de witgesausde muren, deed de oude koelkast trillen, stuiterde tegen het plafond, de lampionnen die eraan hangen bungelden. Toen mevrouw eindelijk de hoorn opnam klonk het: “Chinese restaurant Golden Dragon, goeienavond… Oh, dag buurman.”
(einde fragment)
FERRY WIERINGA
0 reacties