Een witte envelop steekt al dagen uit zijn brievenbus. Vandaag tref ik zijn vriend John beneden aan de trap. ‘I am worried.’ Meneer S., zijn alleenstaande vriend neemt niet op, reageert niet op zijn appjes. En dan is er ook nog die brief. Ik vertel dat ik meneer S. een week geleden nog sprak. Hij was in orde, althans: hij deed open. Hij zag eruit alsof ik hem wakker had gebeld. ‘No, no, I was not sleeping. I am fine.’

John en ik lopen naar boven en bellen aan. Een ouderwets meedogenloze deurbel: TRRRRRRING. Eentje die door merg en been gaat. Die móet je horen.

Ik kijk door de bus. De envelop valt naar binnen. Donker. In de gang het ‘omakarretje’ waarmee hij boodschappen doet, een wasrek met kleding, mintgroene muren. In de keuken is de vaat gedaan, de knoppen van het gasstel zijn beduimeld. Ik hoor niets, ik ruik niets. ‘Let’s call the police John. Be prepared for the worst.’ John knikt. Gezien zijn blik lijkt mijn opmerking overbodig.

De politie arriveert. Er wordt nog even tevergeefs gehengeld voordat er een ruitje wordt ingeslagen. Lichtbundels gaan hen voor, ik hoor hen kamer na kamer betreden. ‘Politie. Hallo. Politie.’ Achterin de woning gaan de stemmen over in gefluister.

Vriend John staat beneden aan de trap.

Meneer S.: een man alleen met een enkele vriend, John. Hij kwam vijf jaar geleden onder mij wonen. Groeten deed hij aarzelend, praten nauwelijks. Ik zag aanvankelijk een anonieme man. Later zag ik een gebroken man. Hij vertelde dat hij was geboren in Liberia. Vaak rook het op de bel etage naar wiet. Was hij voor een oorlog gevlucht? Soms zag ik hem in de buurt lopen. ‘Meneer S.!’ Na de schrik kwam de glinstering. ‘Neighbour.’ Had ik hem weken niet gezien, dan belde ik toch altijd maar weer aan. Ik hoefde zijn drempel niet over maar ik dacht aan die twinkeling in zijn ogen. Altijd ging eerst het gluurluikje open, daarna werden de sloten losgemaakt en volgde de deur – op een kiertje. Meneer S. bleef een man van weinig woorden en gesloten gordijnen. Fel licht en hard geluid kon hij niet verdragen.

De agent (zachtjes, in de portofoon): “Meneer is gevonden. Het lichaam voelt koud en stijf aan.”

FERRY WIERINGA

Categorieën: Korte verhalen

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *