Galerie La Fayette in Parijs mag in naam een luxe warenhuis zijn en een tasje ter grootte van een schoolschrift dat 1.600 euro kost, vind je niet bij de Action of Wibra maar boven, in het restaurant, liggen de butsen en ouderdomsvlekken voor het oprapen.

Mijn moeder en ik mogen eigenhandig een tafel hebben bemachtigd met majestueus uitzicht op de Eiffeltoren, het neemt niet weg dat de zwarte vrouw achter de stoof reikhalzend uit lijkt te kijken naar de laatste klant, mijn gekookte aardappelen koud zijn, het stopcontact scheef hangt en er een patatje onder de stoffige brandblusser ligt.

Ik ben weer in een Vroom&Dreesman restaurant met oma:

Elk jaar ging ik in de zomer tien dagen met oma op stap. Aanvankelijk met mijn broer, maar toen hij doorhad dat hij niet per se zijn oma en broertje op sleeptouw hoefde te nemen, moesten we het samen rooien. Wat er op neerkwam dat de lamme de blinde hielp. Ik was een kind en zeker niet vroegrijp te noemen. Bij verantwoordelijkheid liep ik weg. Dat ging zolang mijn broer er was, maar moesten we nú op CS de trein pakken dan was oma de avond ervoor al zenuwachtig en mij begon het te duizelen bij het zien van al die mensen, sporen, perrons en treinen. Hoe vond je hier die ene goede? Laat staan dat we op weg naar een dierenpark, openluchtmuseum, dolfinarium of pretpark ook nog moesten overstappen.

En dan later op de dag weer terug.

Oma, eens per week ging ze naar de kerk. Echte vriendinnen had ze daar niet maar het waren goede mensen; als het glad was op de grachten dan kwamen ze haar met de auto van haar bovenwoninkje in Oud West halen. Zelden had ze bezoek. Ja, van de zussen tante Leen en Katrien – ook uit West maar niet van de kerk. Zij kwamen wel eens koffie drinken. Leen voerde het hoogste woord terwijl ze de ene na de andere sigaret opstak. Katrien – iets groter, geen bochel, stiller – rookte ook wel, maar omdat Leen erop stond.

Wie zeker niet rookte was oma. Als ik bij haar logeerde en er werd op tv gezoend, keek ik verschrikt opzij. Oma vond dat vies gedoe. Roken deed je als straatmeid. Zij had weliswaar geen diploma’s en werkte als schoonmaakster, de lessen van de straat waren haar niet bijgebracht. Ze keek weg, bemoeide zich met niemand, was angstig voor het onbekende dat de wereld van haar kon vragen.

Als we met zijn tweeën op stap waren dan hadden we voor het eten onze vaste stekjes. De Hema serveerde goede en voordelige warme maaltijden; bij stationsrestauraties kon je destijds ook nog terecht voor groente, aardappelen, vlees, soep en een vlaflip; in Hoorn en Zandvoort hadden we familierestaurants én in den lande was er de V&D. Tot mijn zestiende bleef ik met oma de reisjes maken. Ik leerde gaandeweg dienstregelingen uitpluizen, kaart lezen, vragen stellen en ik ontwikkelde een gevoel voor richting.

Het is nu 30 jaar later. Oma is al 18 jaar overleden en ik ben op reis met mijn moeder. We zijn in mijn moeders droomstad. Deze stad staat voor haar voor groots en meeslepend leven. Mode. Mooi. Luxe. Rijkdom. Wegdromen. Avontuur. Mijn moeder leerde zelf enigszins Engels om op eigen houtje deze stad te verkennen.

Na lang dwalen langs Vuitton, Chanel, Lagerfeld stelt ze voor om op de bovenste etage wat te gaan eten. Zij neemt een hamburger met frietjes, ik rijst, aardappelen en groente. Dat de aardappels koud zijn en het stopcontact scheef hangt, doet er niets aan af. Prijzen zijn híer niet hemeltergend. Beneden, tussen de modeshows en merken, drinken we een veel te dure koffie. Maar naast me klinkt het, ‘Heerlijk hè, Fer?’

‘Heerlijk mam.’

FERRY WIERINGA

Categorieën: Korte verhalen

0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *